Training UXD: de user
 
 

 

 

De gebruiker

Als mediavormgever werk je meestal voor een klant. Van haar of hem krijg je de opdracht. De klant heeft een doel met de opdracht. Bijvoorbeeld: maak een webshop zodat ik mijn schoenen online kan verkopen.

De opdrachtgever heeft zelf ook weer klanten. Zij gaan het mediaproduct bekijken of gebruiken. Zij hebben ook een doel. Bijvoorbeeld: online schoenen kopen.

Hoe beter de klant op de webshop schoenen kan kopen, hoe tevredener de opdrachtgever is.

De klant die de website bezoekt, noem je een gebruiker of user.

Wie is nu die gebruiker???

De gebruiker ben jij, je buurvrouw, je medestudenten, eigenlijk bijna iedereen.

Volgens de marktonderzoeker TNS NIPO, had 5,2 procent van de Nederlanders (van 13 jaar en ouder) in 2014 helemaal géén toegang tot internet. De rest (94,8 procent) wel: thuis, op school, op het werk, bij familie of elders.

Kijk maar eens naar dit artikel op de website nu.nl over gebruikers in Nederland en scrol naar beneden in de infographic hier onder over gebruikers wereldwijd.

 

 

 

 

 

 

 

 

Oefening 1: Hoe vaak ben jij een gebruiker?

Schrijf van een hele dag op wanneer jij een gebruiker bent. Doe het op de volgende manier:

device app/programma/website doel
mobile klok/wekker wakker worden
mobile ns.nl weten hoe laat de trein vertrekt
mobile WhatsApp nieuwe berichten lezen
kaartlezer ov chip   inchecken
laptop .... ...

(naar boven)


Doelen, taken en acties

Een gebruiker heeft altijd een doel:

Het doel is hierbij het verwachte eindresultaat, bijvoorbeeld: je mail is gecontroleerd. Het doel omvat meestal meerdere taken.

Om het doel te bereiken moet je taken uitvoeren. Een taak is een aantal acties die je moet nemen om je doel te bereiken. Bijvoorbeeld: Je wilt naar school met de trein (= doel). Hiervoor moet je de volgende taken uitvoeren:

Een taak kan eenvoudig zijn, maar ook heel complex. Een taak bestaat dan uit meerdere acties. Een actie is het kleinste onderdeel. Een voorbeeld van een actie is het plaatsen van je ov-kaart tegen de scanner van de toegangspoort of het intypen van je loginnaam voor je webmail.

 

(naar boven)


Oefening 2: Taken en acties

  1. Beschrijf alle taken en acties die nodig zijn om een nieuwe e-mail te versturen. Zet het in een schema:

Doel: een nieuwe e-mail versturen

Beginsituatie: De computer staat al aan. Je verstuurt de e-mail met behulp van een e-mailprogramma, dus niet in de webbrowser.

Taken Acties
Open het e-mail programma
  • actie 1
  • actie 2
  • enz
Kies een nieuw bericht
  • actie 1
  • actie 2
  • enz
Vul de kop van het bericht in
  • actie 1
  • actie 2
  • enz
enz.  

(naar boven)